Kruiden voor de keizer
Het was in de tijd van het vierde keizerrijk, dat de mensen in het land op een dag een lichte siddering voelden. Een windvlaagje, alsof er iets langs hun wangen streek. Op hetzelfde moment slaakte de vierde keizer z’n vierde zucht. Zijn hart woog zwaar en zijn kroon nog meer. Hij voelde zich doodmoe. Zijn dikke teen en zijn neus en zijn haren jeukten voordurend, vooral onder zijn kroon. Maar toen hij die wilde afzetten om eens flink te krabben, stormden er direct allerlei lakeien op hem af. Zenuwachtig drukten ze de kroon weer terug op z’n hoofd: het land moest bestuurd worden! De daadkrachtige hoofdlakei besloot echter wel om direct een dokter te roepen. Helaas, de ene arts volgde de andere op, maar de kroon leek steeds zwaarder te worden en de jeuk ondraaglijker.
Uiteindelijk bood een bevriende keizer zijn hulp aan; hij stuurde zijn complete hofhouding. Het gezelschap werkte uiterst efficiënt en men sprak onderling bijna zonder woorden. Er was een soort vragensteller bij, die de nar genoemd werd. De nar deed of hij gek was en vroeg de zieke keizer het hemd van het lijf. Er was ook een ziener. Die bestudeerde de pis, onderzocht de rode plekken op het hoofd van de keizer en keek hem in zijn zware ogen. De meest zwijgzame dienaar luisterde naar het hart van de keizer, de toon van zijn woorden en de klank van de zuchten. Het hoofd van de buitenlandse hofhouding nam de leiding. Zij was een dame met priemende ogen en soms een verzonken blik. Zij kon bulderend iedereen weer bij de les brengen als men zich dreigde te verliezen in een prachtige Chinese verklaring of in een verhandeling over de werkzame stoffen van een plantje. Zij bepaalde dat de kweker op zoek ging naar het lichtgroene geveerde blad en niet naar het grote zachte donkere, naar het tere blauwe bloemhoofdje in plaats van naar het vrolijke gele, naar de stinkende witte wortel in plaats van naar de taaie bruine. De droger nam de bloemhoofdjes aan en schikte die op een lapje zijde, de stamper raspte de wortel en de alchemist stopte het geveerde blad in de alcohol. Het hoofd van de hofhouding roerde uiteindelijk ook zelf in de pannen, zij keek toe hoe de crème van de wortel in het potje gestopt werd, hoe het geveerde blad in de alcohol zich gedroeg en hoe de bloemhoofdjes in de zon zachtjes indroogden.
Zoete klanken van de troubadour vergezelden de keizer terwijl hij een bad nam tussen de bloemhoofdjes. Golvende geluiden klonken toen de masseur de crème rondom de hartstreek en op het keizerlijk hoofd aanbracht en plonkende sitar-tonen begeleidden de apotheker die de tinctuur nauwkeurig doseerde.
Plotseling, nog voor de nieuwe nacht inviel en ruim voordat de volgende dag begon, was het hele gezelschap alweer vertrokken. De ochtend brak aan in stilte. Maar rond het middaguur ging een nieuwe siddering door het volk. Op datzelfde moment zette de keizer zich op de troon. Hij slaakte een diepe donkere zucht, maar in zijn ogen weerkaatste het zonlicht! Hij keek zijn ministers aan, zette de kroon wat steviger op zijn hoofd en begon met het afkeuren van zeventig nieuwe wetsvoorstellen en het goedkeuren van zeventig andere. Toen gaf hij zijn minister van Bouwzaken orders voor het houwen van een marmeren beeld. En zo geschiedde.
Niemand in het vierde, vijfde, zesde of welk ander keizerrijk dan ook kreeg ooit te horen waarom het beeld werd gebouwd. Het gerucht ging dat de genezing van de keizer onbetaalbaar geweest was.
Men vroeg zich af of het beeld een dankbetuiging aan de bevriende keizer was? Een eerbetoon aan moeder aarde? Een loftuiting op het kleine volkje dat waakt over de geneeskracht van de planten? Wellicht was het de beeltenis van de keizer zelf.